'The Devils Bush' bij Gotham


Iedereen kent Nottingham, want iedereen kent de geschiedenis van Robin Hood en zijn Merry Men in het Sherwood Forest. Er is echter meer aan de hand in Nottingham - of beter gezegd, bij Nottingham. De stad ligt aan de Trent; een grote rivier in een breed en vlak dal ten zuiden van Nottingham. De zuidelijke rand van dat dal is een soort heuvelrug, waarop hier en daar nog bossen staan. Veel minder natuurlijk dan in Robin Hood zijn tijd, maar er staat tenminste nog wat.

In dat deel van de graafschap Nottinghamshire liggen verscheidene dorpjes, waaronder Gotham. Dat dorp is beroemd geworden vanwege de plaatselijke geschiedenissen die beschreven zijn als 'The Tales of The Wise Men Of Gotham' (te vergelijken met de Kamper Uien in Nederland). Op de heuvelrug bij Gotham ligt zo'n plek waar zich een plaatselijke geschiedenis heeft afgespeeld. Een bosje heet 'the Cuckoo Bush' naar het verhaal waarin de burgerij van Gotham de koekoek het hele jaar door wilde vasthouden. Een boerderij boven op de heuvel draagt de naam 'Cuckoo Farm'. Tot zover lijkt alles in orde.

Er zit echter nog een erger verhaal verstopt op die helling. En die boerderijnaam heeft niet zozeer te maken met die koekoek-legende, als wel met het verhaal van 'the Devils Bush', het Duivelsbos van Gotham. Vlak onder die boerderij ligt op de helling een absoluut ondoordringbaar bos. Struikgewas eigenlijk, dat zo allergruwelijkst steekt en prikt dat zelfs een wild zwijn in staat van opperste opwinding er niet door zou durven. De bodem is onvruchtbaar, er groeit geen enkel plantje dat bloeien wil. Op oude vlierstronken zitten slechts Judasoren, sinistere paddestoelen met een minne reputatie. Dat woeste, akelige bosje staat bekend als het Duivelsbos - maar niemand in Gotham zal die naam uitspreken. Ze bijten nog liever hun tong af!

Het is allemaal terug te voeren op een verzwegen moord uit vroegere tijden. Het gebeurde in de tijden toen koeriers te voet of te paard belangrijke berichten of een grote som gelds vervoerden. In dit geval kwam de koerier te paard uit Leicester. Hij droeg een grote schat aan goudgeld met zich mee, wat absoluut geheim gehouden was. Hij moest zijn vrachtje persoonlijk afgeven op het kasteel in Nottingham. De ruiter had onderweg in Loughborough zijn paard gedrenkt en wat rust gegund, terwijl hij zelf ook zijn dorst lestte en een homp brood at. Na de korte pauze besteeg hij zijn paard weer en zette koers naar West Leake, waar hij de doorwaadbare plaats in het riviertje Kingston Brook overstak. Daar heeft men de koerier te paard voor het laatst levend gezien.

De ruiter bereikte Gotham niet eens. Kennelijk was er geheime informatie over deze tocht doorverkocht aan 'het criminele circuit'. Hij is onderweg opgewacht door een bende rovers, die zich schuilhield in de bossen op de heuvels. Het ruiterpad loopt tussen de West Leake Hills en de Crownend Woods door, eer over de helling langs de Cuckoo Bush af te dalen naar Gotham. De bende overviel de koerier en doodde man èn paard, wat in kringen van geboefte, struikrovers en overige bandieten -toen al- als zeer bruut werd beschouwd. De lijken werden vlug begraven in een kuil op de helling, die aan het oog werd onttrokken door wat sleedoorn- en meidoornstruiken.

Toen de koerier niet binnen de gestelde tijd aankwam, werd vanuit Nottingham op subtiele wijze een onderzoek ingesteld. Men onderwierp de waard van de herberg in Loughborough aan een scherp verhoor en men ondervroeg de boeren, die de ruiter bij de voorde in Kingston Brook nog hadden gezien. Het onderzoek leverde niets op.

Op de helling bij Gotham, in de buurt van de grafheuvels en de Cuckoo Bush, groeiden die paar doornstruiken uit tot een hecht en ondroordringbaar bosje. Vreemd genoeg is bij de latere onderzoekingen door de sheriff nimmer een spoor aangetroffen van de vermoorde koerier en zijn paard. De plek werd echter steeds spookachtiger. De bosschages strekten hun stekels uit tot op het ruiterpad, dat daardoor steeds verder opschoof. Wie het oorspronkelijke pad bij het bosje aanhield, kon een oog kwijtraken doordat een tak met stekels ineens opzwiepte. Het nieuwe pad op de helling is gladder en gevaarlijker geworden. Paarden glijden onverwachts ineens weg. Alsof er een vloek op hun rit rust.

De Cuckoo Farm lijkt zijn naam te ontlenen aan de Gotham-legende van de te bewaren koekoek. Het is een fake, een valse voorstelling van zaken. Uit het bosje, the Devilsbush, stijgt bij nacht en ontij een verschrikkelijk gegil op, afgewisseld door het hoge gegier en gehinnik van een paard in doodsnood. Dat ijselijk geluid herhaalt zich keer op keer - als een koekoek, die zijn roep ook eindeloos herhaalt. Maar niemand denkt bij zo'n naam aan een moordpartij. Die naam is een doelbewuste misleiding.

Wie toch via een gat in de stekelstruiken een eindje het Duivelsbos binnendringt, loopt kans in enkele diepe gaten te vallen die verborgen liggen in de rand. Ze raken nooit vol, ze blijven altijd diep.

De boerderij bovenaan de helling maakt een verwaarloosde indruk; het erf is een bezaaid met rommel en ander onbestemd spul. Niemand kan het daar lang volhouden. Op ongeregelde tijden klinkt het gegil en gegier door merg en been en je kunt 's nachts dan geen kant op. Wood Lane, de enige zandweg is donker, modderig en vol diepe kuilen; het ruiterpad is te gevaarlijk...

Het Duivelsbos, 'the Devils Bush', blijft duister aanwezig en breidt zich geleidelijk uit in de richting van Gotham. Het enige wat er groeit zijn de paddestoelen op de vlier: Judasoren. Het doet er niet toe: in Gotham zul je hier geen woord over horen...

Jan Tuttel

(Nottingham, 05 maart 1998)

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.