|
Symposium 'HET ZEKERE VAN HET ONZEKERE - nieuwe risico's en de wetenschaps- en techniekcommunicatie'gehouden op 3 december 1999
te Ede, georganiseerd door de Stichting WeTeN.
Deelnemers De
deelnemers kwamen uit kringen van wetenschap (universiteiten,
onderzoeksinstellingen), wetenschapsvoorlichting, publiekvoorlichting,
vertegenwoordigers van 'de' media algemeen (omroepen, dagbladen) en
vakbladen, communicatie-onderzoek, beleidsmakers (vijf ministeries waren
vertegenwoordigd), industrieën die nieuwe technologieën toepassen (vooral
biotechnologie, kernenergie, chemie), andere bij het beleid betrokken
instanties (Gezondsheidsraad, Nat. Raad voor Landbouwkundig Onderzoek,
RMNO, NWO, NIOO), vertegenwoordigers van milieu- en
consumentenorganisaties (Milieudefensie, Consumentenbond, Centrum voor
Landbouw & Milieu), verzekeraars (Verbond van Verzekeraars) en ethici
(Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheids-ethiek). Jan Tuttel bezocht de
studiedag met de pet van het IVN op èn met de pet van journalist/programmamaker. Programma Bij de opening ging bestuurslid Wiedhaupt in op de keuze van het thema Risico-communicatie. Daarna sprak Arie Rip (UT) over: 'In de wereld is veel gevaar; hoe gaat de risico-communicatie daarmee om? Paul Schnabel (Sociaal Cultureel Planbureau en journalist) vervolgde met: 'Nieuwe risico's: onzekerheid en de noodzaak van vertrouwen' Bij de
parallelsessies is de lezing/discussie bijgewoond van Jan Gutteling (UT):
'De rol van journalistieke processen bij risicobeleving van het publiek'.
Jaap van Ginniken (UvA) hield het betoog: 'Incident en imago: spel der
verrassingen', gebaseerd op
zijn nieuw verschenen boek 'Brein-Bevingen'. De dag werd besloten door Jan
van de Craats (KMA), die de zaal enigszins onthutst aan het werk zette bij
'Het risico van rekenen met kansen'. Wetenschaps-
en Techniekcommunicatie (WTC) Bestuurslid
Wiedhaupt van de stichting WeTeN benadrukte de rol van de stichting als
landelijke kennis- en expertisecentrum voor de WTC. Twee ministeries
zorgen voor de middelen hiervoor, uit de pot wetenschaps- en
technologiebeleid. Het werk verloopt via twee lijnen, versterken van de
infrastructuur en verdere kennisontwikkeling en professionalisering van
het veld, afgestemd op vragen van de partners in WTC. De term
risicocommunicatie heeft een negatieve klank, wat maar half waar is. Je
hebt het meer over de communicatie van onzekerheden, of beter communicatie
omtrent kansen en risico's. Beiden zijn aanwezig bij nieuwe technologieën.
Een open communicatie over risico's wordt meer en meer urgent, waarbij de
handicap optreedt dat absolute zekerheid geven onmogelijk is. Want (ik
citeer): De communicatie moet ook meer van twee kanten komen: waar liggen de vragen bij het publiek? Dat is wat anders dan voorlichting plegen, zoals tot nu veelal gebruikelijk. Hoe een
en ander zorgvuldig en goed gecommuniceerd kan worden, heeft weer te maken
met de manier waarop mensen kansen en risico's inschatten en beleven. Dat
moeten we nog goed in de vingers krijgen. Arie
Rip: In de wereld is veel gevaar… Gevaren
waren er altijd al, waarschuwingen ook. Bij de nieuwe, onbekende risico's
zie je dat men vaak teruggrijpt op oude archetypen. Bij het vermijden of
voorkomen van gevaren hanteert men een vast soort systematiek.
Bijvoorbeeld 'stopregels' net als bij de dijken: Zomerdijk, winterdijk;
waker, slaper, vluchtheuvel. Verder zijn er gedragsregels: adviezen
opvolgen, risico's vermijden, ervaringen van anderen benutten. Dit wordt
vanzelf een cultureel verschijnsel -men doet dit of, doet dit niet. Maar
dan, als het wel fout gaat? Dan blijkt dat niemand ergens volledig op is
aan te spreken. Rip noemt dit de georganiseerde onverantwoordelijkheid,
die structureel zit ingebakken in nieuwe dingen en nieuwe ontwikkelingen.
Er is te veel versnippering in ontwikkeling van, of toestemming voor
stukjes van dit of van dat. Daarbij komt dat elke overheid in geval van
onrust niets liever wil dan paniek vermijden en onrust indammen. Dat werkt
averechts; men is het vertrouwen al kwijt. Bij risico-communicatie moet een keuze gemaakt worden: 'the right to know' of 'the need to know'. Een diagnose van de waarde van het risicosignaal is dan hard nodig - wordt dit aangejaagd of juist gedempt? Dit vereist inzicht in de psychologie van het publiek, een betere culturele analyse en inzicht in de sociologie van het vertrouwen in een risicomaatschappij. In de
afgelopen dertig jaar is de acceptatie van onvrijwillige risico's (milieu,
gezondheid, voedsel) met een factor duizend afgenomen. Vrijwillige
risico's worden daarentegen spelenderwijs aangegaan (Spannend:
bungeejumpen, buiten de piste skiën, onveilig vrijen e.d.). Nieuwe
risico's (gentechnologie)
hebben een gemengd vrijwillig/onvrijwillig karakter. Chemicaliën staan in
het verdomhoekje ('dangerous intruders'): èlke chemische formule werkt thans als een
risicosignaal. Hetzelfde geldt bij voedseltechnologie. De
risico-communicatie speelt een rol in de publieke ruimte van de huidige
risicomaatschappij. Die rol is anders dan bij de klassieke risico's van
grote industrieën, waarmee al ervaring is. Moeten wetenschapsvoorlichters
zich pro-actief opstellen? Moeten ze het 'verbeeldingstekort' helpen
opvullen? Meer het accent leggen op hoe met onzekerheden om te gaan en de
eigen verantwoordelijkheid benadrukken? Zeker is dat de tolerantiegrenzen
bepalend worden en die zullen wisselend zijn, per gelegenheid, per sociale
groep. Paul
Schnabel: Nieuwe risico's; onzekerheid en de noodzaak van vertrouwen Schnabel memoreerde het tegengestelde effect tussen vertrouwen en wantrouwen. Vertrouwen in een maatschappij is het (kunnen) leven met onzekerheden. Wantrouwen is het voortdurend zekerheid willen (hij had sterke voorbeelden uit de v.m. DDR). Duidelijk is dat een streven naar volstrekte zekerheid energievretend is en tot niets leidt. Vertrouwen
is een levensstrategie die ruimte en energie geeft voor andere dingen.
Alleen, de maatschappij, het bestuur, de voorlichters etc. moeten het
verdienen. Vertrouwen (basic trust) moet verworven worden, het is geen instinct bij mensen.
Het is een medium in de omgang met de samenleving, zegt Schnabel. In primitieve omstandigheden (paniek, onzekerheden) valt men terug op het vertrouwen in de 'vertrouwden'. Vertrouwdheid is iets wat voorkomt uit het verleden, dus is het conservatief van karakter. De kunst is om nieuwe dingen te leren vertrouwen (toekomstgericht >progressief van aard) en om nieuwe instituties te vertrouwen. Zoals grootgrutter AH die al verschil aangeeft in 'gemanipuleerd' en 'gewoon' soja of maïs in voedsel (of zo). Onze westerse samenleving zit vol onzekerheden en risico's, die we hebben opgeroepen via wetenschap en techniek. Niemand kan zich daar aan onttrekken. Soms waren de risico's niet eens bekend bij het begin (Softenon, DDT). De lange termijn gaf pas inzicht… Het was
de dag van het Waddendebat over de gaswinning. Typisch een voorbeeld waar
geen wetenschappelijke oplossing voorhanden is. Het gaat om de politieke
keuze: welk risico mag nu? Schnabel signaleerde een ernstige ontwikkeling. Men heeft al geen vertrouwen meer in wetenschappelijk onderzoek. Het resultaat komt op de tweede plaats: de eerste vraag gaat over de procedure van het onderzoek. Was dat wel zuiver genoeg? Zonder
vertrouwen in maatschappelijke instituties krijg je meer en vaker
problemen. Zijn boodschap aan onderzoekers, beleidsmakers en voorlichters
was: Wij moeten kunnen vertrouwen.
Onze
wereld kent honderdduizenden 3P's: Public
Perception Professionals. Te weten opiniepeilers, attitudemeters,
marktonderzoekers, strategische analisten, voorlichters, educatoren, PR-mensen
etc. Het is hun beroep om na te gaan hoe relevante publieksgroepen
producten, personen, instellingen e.d. waarnemen; en om te trachten die
waarneming in een gewenste richting bij te sturen. Van
Ginniken stelde dat ze geregeld de mist ingaan vanwege hun blind
vertrouwen in beproefde methoden en stramienen. In het algemeen is er
teveel vertrouwen in wiskunde en statistiek. Er is een geloof in de
Heilige Drie-eenheid gegroeid: meten is weten, weten is voorspellen en
voorspellen is beheersen. Ze gaan ook uit van de gedachte dat oorzaak en
gevolg steeds in een evenredige relatie met elkaar staan. Vaak is dat
helemaal niet het geval. De grilligheid is groot, hoe perceptiesystemen omslaan. Kleine details, of geruchten kunnen een heel systeem in een crisis doen belanden. Dat geldt bijvoorbeeld voor milieu-issues, voor de beurskoersen, het wereldwijde verdriet bij Lady Di en de BSE-gekte. Volgens van Ginniken moeten we af van het idee van 'risico-beheersing' en omschakelen naar risico-communicatie. De risicoperceptie van het publiek heeft grillige aspecten met onvoorspelbare effecten. Hij pleit voor een ander soort communicatie-onderzoek en andere procedures. Er is meer alertheid nodig op kleine signalen met betrekking tot percepties en meer flexibiliteit in aanpak. Steeds blijft gelden: zorgen voor een voortdurend onderbouwen van je draagvlak en vertrouwen zien te houden. (Voor
meer verwees hij naar zijn boek 'Brein-Bevingen, snelle omslagen in opinie
en communicatie') Jan
Gutteling: De rol van journalistieke processen bij risicobeleving van het
publiek Hij maakt deel uit van een groots, langjarig onderzoek naar publiciteit in 12 Europese landen. Gekeken wordt naar de realistische en de constructivistische benadering in de media. In hoeverre zijn de media neutraal in hun rapportage en opinies en in hoeverre 'maken de media' de samenleving door hun wijze van weergeving/verslaggeving. Twee
journalistieke processen spelen een duidelijke rol bij de berichtgeving en
de weergave van persberichten > Framing & Selectie. Dit leidt tot
een specifieke kijk op de kwestie. Bij de journalistieke benadering van kansen/risico's bij nieuwe ontwikkelingen (biotechnologie) bleek verschil per land. De Nederlandse berichtgeving is redelijk gebalanceerd, terwijl de meeste negatieve reacties in Denemarken, Zweden en Zwitserland voorkwamen. Positief waren de media in Polen, Griekenland en Finland. De
toonzetting van de artikelen bepaalt sterk hoe men kennis oppikt en een
attitude vormt. Wie wordt geïnterviewd, wie wordt geciteerd? Bij een
medische benadering van biotechnologie was de toonzetting positiever, dan
wanneer beleidsmakers of biologen aan het woord kwamen. In de
discussie werd duidelijk gesteld dat de wetenschappers zich tegenwoordig
teveel aanmatigen, dat ze het laatste woord hebben. Hun maatschappelijke
rol 'is niet meer wat ze geweest is'. Overigens klaagden de kernenergie-
en biotechnologie-mensen dat ze altijd in het beklaagdenbankje zitting
moeten nemen -voor er nog maar een woord gezegd is (selectie en framing).
Ook als de 'tegenpartij' volstrekte onwaarheden debiteert. Dit werd die
industrieën ook verweten - ze laten zichzelf slachtofferen. (Calimero-effect
v.s Greenpeace). Uit eigen koker komt niet veel
boeiends, iets nieuws of - en daar ging het om - enig spoor van twijfel. Jan
van de Craats: Het risico van rekenen met kansen Het inschatten van kansen en risico's is moeilijk voor mensen. Loterijen verdienen er goud aan. Ook al kennen we kansen en risico's, toch laten mensen hun gedrag er vaak niet door beïnvloeden. Bij risico's handelen mensen zelden rationeel. Toch wil
iedereen kansen kennen. Als een wetenschapper in de krant wil komen met
zijn onderzoek, dan vermeldt hij een kans op het een of 't ander. Over kansen praten levert een positief effect op. Benoem je dezelfde kans in risicotermen, dan klinkt het negatief en is de perceptie (bij gelijke procenten kansberekening) volslagen anders. Het publiek kan niet met kansen en risico's overweg. Intuïtieve ideeën met getallen en kansen zijn heel anders dan werkelijkheid, de ware kans of het ware risico. Waar
nodig zal de overheid, de industrie of de wetenschap bij de
risico-communicatie de echte kans zo helder mogelijk moeten aangeven.
Definieer wat die kans is. Om
dit allemaal helder te maken werden experimenten gedaan:
NB-(Ruim tachtig procent van de aanwezigen had het steeds fout.…)
verslag
voor IVN-personeel werkzaam in de natuur- en milieu educatie
en/of milieucommunicatie,
Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
|