Nationale parken voor de toekomst
Nationale parken behoren tot de ruggengraat van elk land. Het geeft stevigheid in de ecologische hoofdstructuur en er komen miljoenen mensen om van natuur en landschap te genieten.
Het aantal belangwekkende planten, dieren en overige natuurverschijnselen is zeer groot en bevat zeldzaamheden die hier soms hun laatste refugium hebben. Nationale parken bieden een beeld van 'het' vroegere landschap en zijn zo tevens cultuurhistorische monumenten. Nationale parken zijn overal tot de trots van de natie. Ze zijn als nationaal erfgoed voor de toekomst gereserveerd. Overal ter wereld - maar het begon in De Verenigde Staten van Amerika.
Wildernis bewaren
Het begon eigenlijk met een verandering in het denken over natuur & wildernis. Naast 'nut' moest er meer in zitten.
In Amerika schreef de schilder Catlin in 1832 al over een "nations park, containing man and beast, in all the wild(ness) and freshness of their nature's body".
Yellowstone National Park kwam in 1872 tot stand nadat mensen met visie afzagen van opdeling in particuliere claims en aan de staat om totale bescherming vroegen.
Yosemite National Park kwam in 1890 officieel tot stand na lobbywerk van John Muir en James Mason Hutchings. De laatste voerde in 1855 ook al de eerste 'party sightseers' naar Yosemite, want onbekend maakt onbemind. De Yosemite-vallei was pas in 1851 ontdekt door het Mariposa Bataillon, een patrouille op jacht naar Indianen die goudzoekers gedood hadden.
In 1890 kwamen ook 'Sequoia en General Grant national parks' tot stand "primarily to preserve giant sequoia trees". Parkmanagers moesten in 1920 wel een overheidsbesluit bevechten om hier intensief toerisme op touw te zetten.
Zelfs in 1978 bleek het nationaal park niet veilig vanwege de geplande bouw van een groot Disney-skiresort in het park. Het huidige Sequoia & Kings Canyon nationaal park worden nu als één geheel beheerd door de National Park Service. Voordien (1891-1914) hield een cavalerieafdeling van het leger toezicht. Toen dat wegviel (in WO I) veroorzaakte illegale begrazing door meer dan 200.000 schapen ernstige schade aan het ecosysteem van de grote Sequoia's.
Verschil met Nederland
De natuurbescherming in Nederland kwam later op gang, ook gevoed door nieuwe natuurideeën in de tweede helft 19de eeuw.
De 'woeste gronden' in Nederland verdween rap door ontginningen, zodat sommigen 'het recht van de wildernis' gingen verdedigen. Van Eeden, Heimans en Thijsse waren voorvechters in Nederland.
De organisaties die natuurstudie en natuurbescherming in het vaandel droegen, kwamen vrijwel allemaal eind vorige eeuw, begin deze eeuw tot stand. Overigens streden ze net als in Amerika vooral via de regionale en lokale kranten. Ook het meenemen van 'opinionleaders' het veld in werkte goed.
In Drenthe verdwenen begin deze eeuw heidevelden aan de lopende band, zodat Natuurmonumenten de Dwingeloose Hei aankocht. De kosten werden gedekt met een financiële actie onder de burgerij.
Hier zit het verschil met Amerika. Daar kocht of nam de overheid op een andere manier het land in bezit. Nationale parken zijn staatseigendom, al kunnen er particuliere enclaves en wegen in liggen (oude mijnnederzettingen).
De Nederlandse nationale parken worden wel als zodanig aangewezen, maar gronden en wateren blijven eigendom van de oorspronkelijke eigenaars.
De particuliere Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en provinciale landschappen zijn de voornaamste grondbezitters, plus vele 'kleine eigenaren'. Vóór er een gezamenlijk beleid en een beheersplan kunnen worden gerealiseerd, moet er heel wat afvergaderd en afgestemd worden. Het bestuur van een Nederlands nationaal park heet dan ook 'Overlegorgaan'.
Nederlandse parken kennen geen eigen personeel. De medewerkers van de nationale parken zijn grotendeels in dienst van de provincie, IVN en natuurbeheersorganisaties. Soms is niet duidelijk wie waar de baas (over) is.
In Amerika is de National Parks Service de staatsorganisatie, met een Superintendent per park. Dat is de grote baas, over (zoals in Yosemite NP) ruim 830 arbeidsplaatsen 's zomers en 600 's winters.
De concessionaires (pachters) die de hotels, de winkels en het transport e.d. in het nationaal park verzorgen, hebben 1500-1000 man personeel op de loonlijst staan. Alles voor 3,8 miljoen bezoekers in 1997.
National Parken systeem
Van Alaska tot Hawaï telt Amerika 54 nationale parken en vele 'national monuments, historic site's, national battlefields' en andere beschermde gebieden.
Ze horen tot het 'National Park System', wat varieert van Grand Canyon nationaal park tot Dayton Aviation Heritage, waar de gebroeders Wright luchtvaarthistorie schreven.
Nederland heeeft/krijgt 16 tot 17 nationale parken, plus twee particuliere nationale parken. In Nederland is nooit een 'vlieghei' van luchtvaartpioniers als beschermd monument aangewezen (Soesterberg, Molenheide, de hei bij Zeyen).
Presentatie
De Nederlandse parken worden vooral als natuurgebied gepresenteerd: 'de grootste natte heide van NW-Europa' of 'internationaal Wetland'. De ecologische verbanden worden sterk benadrukt.
Cultuurhistorie hobbelt achteraan, al heeft het Overlegorgaan van De Weerribben zich uitgesproken voor meer aandacht voor cultuurhistorie. In het Dwingelderveld is archeologie al in beeld met restauratie van grafheuvels en een cursus met workshop 'Archeologie en Bodem' voor natuurgidsen en boswachters. Bij
De Biesbosch is een eigen cultuurhistorisch museum, maar wel apart.
De Amerikaanse parken worden meer als integraal geheel gezien; plant en dier, geologie, historie en adembenemende beleving horen bij elkaar.
Opvallend was dat de nachtelijke hemel met schitterende sterrenluchten zo benadrukt werd. In de boekenwinkel van elk bezoekerscentrum was een aparte hemel- en sterrenafdeling.
In Nederland deden alleen de nationale parken Dwingelderveld en De Weerribben in 1996 mee aan de speciale actie 'Donkere Nacht van Nederland'. Duisternis wordt in Nederland wel als natuurelement gezien, maar meer in de beleidssfeer dan in de educatie en beleving buiten.
In Amerika staat steeds het nationaal park centraal.
In de Nederlandse parken willen de eigenaren-beheerders als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer (en anderen) hun organisatie nadrukkelijk profileren.
|
Teveel van het goede
Collega Terry in Death Valley NP vertelde van een Amerikaans grotestadsmens, die narrig het bezoekerscentrum binnenstapte. Hij was al uren op reis en had de wildernis wel gezien.
Zijn enige vraag luidde - als hij de andere kant op ging: "Just more rocks?"
|
Financiën
De nationale parken in Nederland zijn vrij toegankelijk; de bezoekerscentra ook (al staat op Schiermonnikoog een muntautomaat bij de entree).
In Amerika moet je betalen voor de toegang tot de nationale parken. Er is een portiershokje bij de ingangen, of je wordt geacht te betalen in het bezoekerscentrum.
De prijs varieert per park, maar wordt per persoon ($3 tot $10, zeven dagen geldig), per gezin (als je per openbaar vervoer komt), per auto en per autobus berekend. Een jaarkaart per park is mogelijk. Er zijn algemene jaarkaarten die door heel Amerika gelden voor de eigendommen van de National Park Service en nog vijf instanties (waaronder militair terrein).
Wij gebruikten de (auto)jaarkaart Golden Eagle Passport van $50. Voor educatieve doeleinden en groepen kan de toegangsprijs worden kwijtgescholden, mits tijdig en onder overlegging van het programma aangevraagd.
Nationale parken zijn grote ondernemingen; de jaarbegroting 1998 van Yosemite bedroeg ruim $ 19 miljoen. Sinds 1997 kunnen nationale parken 80% van hun inkomsten uit de entreegelden, verhuur en verpachting van gastenfaciliteiten en andere bronnen zelf houden.
In de nationale parken Zion, Grand Canyon, Sequoia/Kings Canyon gaat dat 'nieuwe' geld naar de aanleg van een modern verkeerssysteem. Men gaat het autoverkeer terugdringen en een openbaar vervoersysteem met transferium aanleggen (lightrail, elektrische shuttlebussen). Tussen 2000 en 2002 moeten de plannen gerealiseerd zijn.
|
Parking
Mijn collega Jacob van het Grand Canyon NP zei: "Weet je waar ik zo beroerd van wordt? Van die mensen die met een rooie kop aan de balie in het bezoekerscentrum komen en schelden dat ze gvd wel anderhalf uur hebben moeten rondrijden voor ze een parkeerplaats hadden".
Op drukke dagen komen er 6000 auto's en de South Rim telt 2000 parkeerplaatsen.
|
Hulptroepen en hulpmiddelen
Zoals in Nederland met vrijwilligers gewerkt wordt, gebeurt het ook in Amerika. Alleen uitgebreider en meer structureel. Elk park heeft hulptroepen, inhoudelijk en financieel.
Er zijn parkstichtingen, die vooral gelden verwerven. Dat wordt besteed aan extra werkzaamheden aan de infrastructuur (bijvoorbeeld voor gehandicapten) of aan specifieke voorlichtings-, educatieve en onderzoekprogramma's.
Andere manieren om extra gelden binnen te halen zijn het verkopen van telefoonkaarten en van VISA-creditcards met nationaal park erop, het aanbieden van autonummerplaten 'met opslag' (met natuurplaatje Yosemite), het aanleggen van een 'vriendenboek' met namen van gulle gevers op een mooi houten bladerboek aan de gevel van het hoofdkantoor of bezoekerscentrum ("and all people will check their names"!).
Elk park heeft eveneens een soort steunvereniging, waarvan men lid kan worden. Dat levert kortingen bij activiteiten en publicaties op, maar men kan als vrijwilliger ook deelnemen aan het werk in het park.
Er werken getrainde vrijwilligers in het beheer en onderhoud te velde en als voorlichter in het bezoekerscentrum. Zij dragen een rangeruniform met een iets afwijkende badge.
De vereniging geeft eigen publicaties uit en runt meestal de uitgebreide winkel met boeken, CD's en kaartmateriaal in het bezoekerscentrum. De 'Association' organiseert in samenwerking met het park ook seminars, lezingen en educatieve programma's.
Publieksvoorlichting
De Amerikaanse parken zijn gastvrij. Men is ingesteld op bezoek en neemt ruim tijd voor elke bezoeker.
In de bezoekerscentra was in november overal één balie bemand, vaak wel twee. Als een ranger lang met iemand bezig was (advies of vergunningen), kwam een collega bijspringen. De centra waren vriendelijk, maar niet modern.
Er wordt veel met kaarten, vitrines, diorama's en grote maquettes gewerkt. Verder vooral papieren informatie: bulletins, mededelingen, uitgeprinte teksten en nogmaals kaarten, grafieken en doorsneden. Wel zeer actueel en servicegericht over het weer, de wegcondities in de winter, de toestand van waterputten in de woestijn, informatie over (schade door) overstromingen, aardverschuivingen en consequent waarschuwingen voor gevaren: verdwalen, verhongeren, verdrogen, in ravijnen vallen, giftige planten & dieren en ziekterisico).
Er waren geen interactieve media noch 'touchscreen' zoals in Nederland.
Overigens zijn de nationale parken op internet goed te vinden. Daar is een schat aan informatie beschikbaar.
Voor kinderen was er eigenlijk niets te doen of te zien; alles stond op volwassenenhoogte.
Overal draait een fraaie en informatieve film of diashow. Er is altijd informatie in andere talen beschikbaar en er zijn standaard invalidenvoorzieningen.
In de bezoekerscentra is niets te eten of te drinken (slechts één colamachine buiten achter een schot gezien). In berg- en woestijnstreken hebben ze wel watertappunten en drinkfonteintjes. Men verwijst voor koffie en zo naar de concessiehouders die verderop een café of restaurant hebben.
Er zijn twee soorten standaardinformatie: de parkenfolder die je bij de portier krijgt en de gratis informatiekranten bij de centra en de hotels.
De eerste is inhoudelijk goed en heeft een overzichtskaart. De kranten zijn vooral servicegericht en staan bol van de waarschuwingen en de programma's. Bij natuurpaden onderweg zijn eenvoudige gidsjes voor een dollar of zo uit een automaat te plukken.
Educatie
Er zijn onderwijsprograma's beschikbaar, die (voorzover gezien) op een traditionele leest geschoeid zijn: papierinfo vooraf, ranger voor de klas, boekje onderwijzer, indien mogelijk: bezoekje park met ranger, anders invuloefening en einde verhaal.
Men werkt met nogal wat thema's, omdat men de nationale parken als geïntegreerd geheel ziet. Er zijn milieuthema's over water en afval.
Vijf gebieden (waaronder Death Valley nationaal park en Joshua Tree 'national monument') gebruiken dezelfde onderwijzershandleiding: 'Mojave Desert Discovery; An Educators Guide to the Cultural and Natural History'.
Yosemite NP werkt met het 'Outdoor Classroom'-programma, waarbij schoolklassen twee uur met een ranger het veld in gaan. In het voorjaar gewijd aan 'natural history' en in de herfst gaat het over 'cultural history'.
In alle parken zijn NME-specialisten die ook de onderwijscontacten regelen. Korte bezoeken van scholen aan de parken zijn door de lange reistijden bezwaarlijk. Bovendien zijn de omstandigheden in berg- en woestijnstreken niet van gevaar ontbloot.
Deze medewerkers draaien 's zomers ook het junior-rangersprogramma.
Vrijwel overal zijn 'checklists' te krijgen of te koop (kwartje) waarop je de aangetroffen soorten planten, vogels, reptielen en andere dieren kunt aanstrepen. In het seizoen zijn er veel korte lezingen en verhalen door rangers voor bezoekers, ook 's avonds en over diverse onderwerpen.
Elk park heeft een uitgebreid aanbod aan excursies, veldcursussen en meerdaagse voet- of skitochten met rangers. Ze zijn niet goedkoop maar zitten altijd volgeboekt, volgens collega Julie in Yosemite NP.
Benul en onbenul
In de nationale parken doet zich het probleem voor dat mensen niet met dieren kunnen omgaan.
Dat wil zeggen, als het aaibaar is kunnen ze er niet afblijven en als het gevaarlijk is, geloven ze het niet.
In Yosemite NP waren in 1998 (januari-oktober) 1047 auto's opengebroken en vernield door beren op zoek naar voedsel. Drie beren moesten wegens gevaarlijk gedrag al worden doodgeschoten.
Ondanks waarschuwingen gaat het elk jaar weer fout. Beren ruiken elk spoor van voedsel, ook in afgesloten auto's. De zware beesten drukken de ramen uit de rubbersponningen en ploegen het interieur naar buiten.
In Bryce Canyon en Grand Canyon wordt uitdrukkelijk gewaarschuwd de schattige eekhoorntjes (chipmunks en squirrels) niet te benaderen. Hun snel gebijt levert fikse verwondingen op. Ze kunnen ernstige ziekten overbrengen (zelfs builenpest!).
In Grand Canyon is ooit de hele populatie bij parkeerplaatsen en hotels weggevangen en elders uitgezet. Tachtig procent daarvan overleefde de overplaatsing niet.
De herten (mule deer) scharrelen rond parkeerplaatsen op zoek naar voedsel. Nogal wat dieren creperen aan een verstopt spijsverteringssysteem door plastic en chipszakken.
In Grand Canyon NP moesten daarom 22 herten afgemaakt worden. Bovendien worden de 'leuke' herten ongedurig als er bij mensen en auto's niet gauw wat te bikken valt. Een stoot met de horens of een schop met de poten levert geregeld ongelukken met hotelgasten of dagjesmensen op.
Bij de grote tarantula's of ratelslangen in de nationale parken speelt de aaibaarheid minder een rol. Maar venijnig zijn ze wel.
Opmerkelijk is de rol van het vuur in de Amerikaanse nationale parken.
Vuur wordt gezien als een natuurlijk fenomeen dat in het ecosysteem van de 'giant trees' thuishoort. De reuzenbomen leven al 1000 tot 3000 jaar met, en dankzij vuur in het bos. Daarom steekt men met opzet branden aan, volgens een doordacht systeem. Voor Nederlandse begrippen is het eigenaardig om een bosbrand te zien met een bordje aan de weg: 'Management Fire, Do Not Report'!
Beleid
In Nederland kan een nationaal park pas definitief ingesteld worden nadat het Overlegorgaan een goedgekeurd Beheer- en Inrichtings Plan heeft gemaakt. Bij een park 'in oprichting' staat daar twee jaar voor.
In Amerika werken enkele parken aan herziening van hun beleid (General Management Plan), wat een proces van drie, vier jaren betekent. Maar dan mag ook iedereen meepraten want het gaat een nationaal belang ('Seeking public input for the future of Sequoia & Kings Canyon National Parks' staat op de Newsletter 3 van maart 1999).
In Nederland is een antwoord bekend "Natuurbeheer? Dáár gaan wij toch over!", bij de bespreking van een plan voor plattelandsontwikkeling, waarbij de mening van de omgeving zwaar zou kunnen wegen.
Het Amerikaanse park houdt 'public workshops' over haar toekomstig beleid in steden als Fresno, San Francisco/Oakland en Western Los Angelos.
In de beleidsplannen wordt veel aandacht geschonken aan milieubescherming (in Yosemite NP alle benzinepompen in de dorpen weg, de vloot van 200 bussen en auto's op biodiesel en straks alles elektrisch aangedreven), behoud van het waterregime, het instandhouden & verbeteren van de natuurkwaliteiten en karakteristieke waarden van elk park (herstel inheemse flora) en natuurlijk het onder controle houden van de druk op het nationale park (de 100 bochten tellende bergweg 'Generals Highway' bijvoorbeeld, blijft bochtig en moeilijk en wordt niet makkelijker toegankelijk gemaakt).
Knelpunten als de duidelijk invloed van luchtverontreiniging (ook zichtbaar aanwezig in de Sierra Nevada-parken) kunnen de nationale parken niet zelf aanpakken.
De verhouding nationaal park en privébelangen (mijnconcessies, wegen en dorpen) moet op veel plaatsen beter geregeld worden, waarbij de Amerikaanse 'Wildwest'-erfenis van afkeer van ambtenarij en staatsbemoeienis de discussie niet makkelijker maakt. In dat opzicht lijkt het met de kritiek van de omgeving op de 'grootgrondbezitters'-natuurorganisaties niet anders dan in Nederland.
Overigens blijkt uit de laatste gegevens voor het nieuwe beleidssplan, dat men rekening houdt met een autonome groei van de bezoekersaantallen met 1% tot 2% per jaar.
Snelle conclusie
Nationale parken zijn er voor de toekomst.
Er wordt hard gewerkt aan het in goede conditie houden van deze gebieden in zowel Nederland als Amerika. Er is een schaalverschil en er is sprake van een andere ontstaansgeschiedenis.
Wat betreft publiekbenadering en publieksvriendelijkheid liggen de Amerikaanse parken Nederland ver voor. Men is actiever vanuit het nationaal park met een ruim aanbod aan gevarieerde activiteiten en programma's.
Het bezoek aan de parken in Nederland wijkt naar verhouding niet veel af van het Amerikaanse bezoekcijfers. Nationale parken in Nederland kennen 1 tot 3 miljoen bezoeken, in Amerika telt men 3 tot 5 miljoen bezoeken op een groter gebied.
Vrijwel overal was informatie in andere talen dan Engels standaard beschikbaar. Het personeel in een nationaal park was ook goed op de hoogte van wat in andere nationale parken speelde.
Binnen de parken in de VS zijn pachters van facilitaire en horecabedrijven die betalen aan de National Park Service.
Buiten de grenzen van de Amerikaanse parken verrijzen hele hotelcomplexen en dorpen met verblijfsaccomodatie, waar men amper grip op krijgt. Er schijnt ook weinig of geen contact te zijn vanuit het park met die centra.
In Nederland hebben de meeste parken een Werkgroep Recreatie, waarin zowel belangenorganisaties als ondernemers zitten -en bij het park betrokken zijn.
De Amerikaanse collega's keken daar raar van op en waren knap jaloers dat zoiets kon.
Wat betreft het onderwijsprogramma is Nederland moderner bezig.
Het 'drietrapssysteem' (schoolteam-leerlingen-ouders) dat in het Dwingelderveld en het Drents-Friese Wold wordt toegepast en het werken met 'scholennetwerken', oogstte bijval en bewondering. Dan werkt de kleine schaal van Nederland weer in ons voordeel.
De in de Nederlandse parken gekoesterde NME-methode 'Earth Education' was in het moederland Amerika wel bekend, maar werd nergens toegepast, volgens de collega's.
Mijn collega's, de familie en ik waren het aan 't eind van de reis eens. Nationale parken zijn er 'for ever' en een betere plek voor de toekomst kun je niet bedenken.
Jan Tuttel
(Eelde, 22/3/1999)
(Een verkorte versie van bovenstaand artikel is verschenen in het meinummer 1999 van het maandblad 'Recreatie & Toerisme', vaktijdschrift inzake management, beheer en beleid voor recreatie, toerisme, natuur & milieu.
'Recreatie & Toerisme' wordt onder auspiciën van ANVV en ANWB uitgegeven door de ARKO Uitgeverij, postbus 616, 3430 AP Nieuwegein)