| Theekoepeltjes Het lag aan het fraaie weer vóór half mei, dat ineens de kleine buitenhuisjes op Noordelijke buitenplaatsen opvielen als lekker plekje. De theekoepels staan er al honderd jaar of meer, maar komen pas tot hun recht bij schitterend weer. Ze horen bij landgoederen en deftige buitenplaatsen. Naast theekoepel, heten ze ook theehuisjes, prieel of lusthuisjes. Ze zijn inderdaad voor het aangenaam vertoeven gesticht. Als plekje waar de gegoede bewoners van het buitenhuis zich konden overgeven aan het theedrinken, aan het biljarten soms, maar vooral om gezien te worden en om het verkeer gade te slaan. De bloeiperiode van deze theehuisjes was in de 18de en begin 19de eeuw. De bekendste streken met veel theekoepeltjes, lagen bij Amsterdam en Utrecht. In Loenen aan de Utrechtse Vecht zijn er nog twintig stuks overgebleven. Ze stonden verder aan de Amstel, de Gein, aan de Zaan en in de Watergraafsmeer (waar het landgoed Frankendael 'het laatste Huis in de Meer' is). De eigenaren, rijke kooplieden uit Amsterdam, vertoefden graag buiten waar "alle Weegen en Laanen pronken met aangename Lusthoven, waar van veele der Landhuijsen malkanderen in pragt trotseren". Vaak was het buitenverblijf de hele zomer bewoond en reisden ze per karos of per trekschuit als echte dagforensen. Op de Vecht waren drie trekschuitdiensten daags, waarvan één sneldienst: 'de vlieger'. Het meeste verkeer
ging te water, waarom veel theekoepeltjes aan die rivier gebouwd zijn. Daar werd je gezien en
daar was wat te zien. In Groningen-stad liggen twee grotere theekoepels in het
zicht, in het Sterrenbos en aan het spoor. 'De Braak' in Paterswolde had er eentje. Bij het
'Tonckensborgje' te Westervelde staat een koepeltje, terwijl bij het Huis 'Bosch en Vaart'
benoorden Vries het theekoepeltje in een voortdurende staat van uitgestelde restauratie verkeert. Volgens 'Huizen van Stand' moet het na 1870 geplaatst zijn op een van de oostelijke percelen van het
landgoed, "aangezien het van daaruit een goed zicht gaf op en voor die tijd nieuw gebeuren: de
komende en gaande treinreizigers". Zien en gezien worden. Door wegaanleg naar het station
werd het theekoepeltje gescheiden van zijn buitenplaats en ging bij het v.m. hotel Overcingel
horen. Daarna begon de verkommering, tot verplaatsing en restauratie het karakteristieke Asser
pandje van de ondergang redden. eerder verschenen in 't Nieuwsblad van het Noorden, 23 mei 2000
Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
|