Stalraampjes


Vroeger kon je de welstand van een boer aflezen aan het aantal stalraampjes. Tegenwoordig kun je iemands welstand aflezen aan de kwaliteit van het ceramiek in de nis van het stalraampje. De veehouderij is veranderd tot woonboerderij.

Aan zo'n kleinigheid als een stalraampje kun je een hele geschiedenis aflezen. Het begon met niks, zoals te zien is bij de (gereconstrueerde) IJzertijdboerderij die bij Orvelte staat. In de ruimte waar mens en dier zich ophielden zat een gat in het dak. Daar kon de rook van het vuur door weg en kwam er wat licht binnen. Verder moest je het doen met de deuropening. Dat principe geldt nog steeds, want vanouds worden de deeldeuren of baanderdeuren opengegooid als er licht op de deel moest komen.

Onze hunebedbouwers gelden als de eerste boeren, nadat ze zich vast gevestigd hadden en niet meer als jagers/verzamelaars rondtrokken. Deze cultuur is Trechterbekercultuur genoemd, vanwege hun specifieke potterij. Die oudste boeren konden dat nog niet kwijt in de nis van een stalraampje. Dat moest nog 5000 jaar duren.

Het stalraampjesverhaal begint bij de kleine openingen in de wanden, waar vooral lucht en wat licht binnenkwam. Als het hard vroor, werd dat gat afgedicht met stro. Pas toen er stenen muren kwamen, kon je raampjes aanbrengen. Eerst hele kleine ruitjes. Dat kon zonder lateien of andere versterkingen in de muur. Geleidelijk aan ontstaan meer vormen van stalraampjes. De vorm is vierkant, langwerpig met of zonder boog en halfrond. Van twee-, tot vier- en zesruiters, met spijlen ertussen. De halfronde vorm kan twee 'spaken' hebben, of twee of drie gebogen spijlen. Grotere typen krijgen een halfrond ruitje onder en in de bovenboog zes kleinere ruitjes. Het lijkt dan ook al wat.

Stalraampjes worden een eenvoudig, maar sierlijk bestanddeel in de zijgevels van boerderijen. Regionaal komen bepaalde stijlen voor. In Drenthe en Groningen naast de ronde roosvensters in de achtergevel, ook de vijfruiter in de zijgevel. Middenonder een vierkant raampje, waarboven drie spijlen (een middenboven en twee schuinomhoog). Afhankelijk van het type boerderij en de bewoners (op ontginningsboerderijen overal vandaan), zie je ook het wybertjesmodel opduiken. Dat is het type uit Zuid-Holland en Friesland. Het stalraampje met korenaren in de vier diagonalen vanuit het midden, wordt aan Noord-Brabant toegeschreven.

Tegenwoordig telt het niet meer, want enkele jaren terug zag ik in Eelde en Wapse die korenaren na een verbouwing vrijwel tegelijkertijd opduiken. Je koopt ze uit de catalogus. In gietijzer voor in de gevel en van hout of kunststof voor gebruik als binnenornament. Moderne ligboxstallen krijgen licht en lucht, doordat ze halfopen zijn en lichtvensters in het dak hebben. Aan het aantal stalraampjes kun je de rijkdom aan vee niet meer aftellen. Stalraampjs zijn siervoorwerpen geworden. Je maakt er een spiegel van of je gebruikt de nis om je dure potterij te plaatsen.

In recreatiehuisjes 'boerderijtype' gelden stalraampjes als verkoopargument. Soms blijft een restant stalraampjes in de zijgevel zitten om een verbouwd pand op te luisteren. Het is mooi te zien bij het Chinese restaurant in Peelo te Assen.  Buitenlands dineren, maar in de vertrouwde omgeving met de stalraampjes van voorheen.

Jan Tuttel

eerder verschenen in 't Nieuwsblad van het Noorden, 11 december 2001

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.