| Op de helling
Onlangs is de oudste
boot ter wereld, 'de boot van Pesse' in noeste handarbeid door archeologen van
een 8000 jaar jongere replica voorzien. Deze vorm van scheepsbouw vond plaats op
de vlakte. Hij is in het water gesjord, op erkend archeologische wijze. Alleen
Noach had een makkie. Hij kon wachten tot het water hoog genoeg kwam om zijn
schuit te water te laten. Daar kon Jaap Beuker niet op wachten., want zo snel
gaat de zeespiegelrijzing ook weer niet. In elk geval kon je niet zeggen dat
deze scheepjes 'van stapel liepen'. Het zal heel lang zo geweest zijn, dat men
de schepen 'te velde' bouwde. Vroegere erkende experts in de schipperij, de
Vikingen, hadden bij hun nederzettingen scheepsbouwplaatsen aan de waterkant. Ze
trokken ze dan ook gewoon het water in. Met sommige schepen trokken ze op hun
tochten ook hele einden over land. Toen kortgeleden de verdwenen gewaande
Vikingstad Reric aan de Duitse Oostzeekust werd ontdekt, vond men een grote
werkplaats met scheepswerf. Kompleet met honderden metalen pennen, die bij de
bouw van schepen gebruikt werden. Het aangetroffen
houtwerk is gedateerd op een periode tussen 720 en 811. Daarna hield het op,
want de handelsplaats Reric werd compleet verwoest. Weer een archeologisch
verhaal dus. Datzelfde gevoel
bekruipt je, als je de geschiedenis
van de scheepsbouw in de Noordelijke contreien nagaat. Eeuwenlang zijn scheepjes
en boten gebouwd voor het vervoer te water. Over beken en riviertjes eerst,
later op schipsloten en kanalen. Daar is weinig meer van terug te vinden, op
twee herkenbare elementen na. Uiteraard enkele museumwerven (zoals Wolthuis te
Sappemeer) en het eindpunt van de ontwikkeling, de huidige scheepsbouw aan het
Winschoterdiep, van Waterhuizen tot Hoogezand. In de loop der tijden is er een
grote variatie aan scheepstypen ontstaan, allemaal ergens gebouwd hier aan het
water. Vanaf ca. 1550 kwam de systematische vervening hier op gang, die zo'n
vier eeuwen duurde. Meppel kende in 1566 al een schippersgilde met 150
turfschippers. Die turfgraverij gaf een geweldige stoot aan de binnenscheepvaart,
wat Gasselternijeveen in 1881 een vloot opleverde van 67 geregistreerde schepen.
Negentig jaar geleden had het dorp zelfs 34 zeeschepen ingeschreven staan. Niet
voor niets heeft men een eigen Scheepvaartmuseum. Geleidelijk aan bouwde men in
Drenthe op de lokale werven grotere en -na 1920 ongeveer- ook stalen schepen.
Smilde, Meppel en Hoogeveen telden nogal wat scheeps(timmer)werven. In een
publicatie van de Historische Kring Hoogeveen geeft H. Oelen een overzicht van
de periode 1869-1913. Op het hoogtepunt van de bedrijvigheid werkten er honderd
man en waren er ruim tien scheepshellingen. Na 1880 ging het bergafwaarts en nu
is alles weg. In Smilde is misschien nog een restant werfhaventje te vinden.
Eigenlijk is de Drentse scheepsbouwhistorie, als deel van de cultuur, ons door
de handen geglipt. eerder verschenen in 't Nieuwsblad van het Noorden, 20 november 2001
Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
|