IJsbanen


Midden februari, vrolijk uitbottende krokussen en uitbundige sneeuwklokjes - tijd om het over ijsbanen te hebben. Je hebt twee typen: natuurijsbanen en kunstijsbanen. Kunstijsbanen zijn er in twee soorten, heel of half onderdak en in de open lucht. Natuurijsbanen zijn nu te herkennen als een omdijkt vierkant of rechthoekig perceel dat vol water staat, waarin of waarnaast lantaarnpalen staan. Er staat vaak een gebouwtje naast en een waterpomp. Dat is de baan-op-het-land variant. De baan-op-het-water variant is moeilijker te ontdekken, want die wordt pas ingericht als de ijsvloer erin gevroren is. Dan zie je ijsbanen opduiken op kanalen en op meren en veentjes. De natuurijsbanen moeten op de open wateroppervlakte ontstaan. Kunstijsbanen hebben een harde ondergrond van beton of ander spul, waarop de te bevriezen laagjes water worden gebracht. De kunstbanen onderdak maken daarbij gebruik van vriesmachines. Het beroep van baanopvriezer heet daar ijsmeester. Bij de natuurijsbanen in de open lucht ben je aan de weergoden overgeleverd. De ijsmeesters bij deze categorie zijn ijskwaliteitcontroleurs en veiligheidsfunctionarissen. Als zij de baan vrijgeven voor de schaatserij, moet je er zeker van zijn dat je niet ineens door het ijs schiet.

Natuurijsbanen behoren tot het vaderlandse cultuurpatroon. Ze zijn drager van eeuwenoude volkssporten met hun specifieke gebruiken en ze liggen altijd op een kenmerkende locatie in de buurt van nederzettingen. Bij warme winters leidt het open water van de beoogde ijsbanen tot algemeen volksverdriet. De ijsclubs die natuurbanen hebben, zijn ongelijk verdeeld over Nederland; van de 735 clubs zijn er 83 in Drenthe en geen enkele in Zeeland (cijfers 1994). De oudste ijsclubs bestaan al dik 100 jaar (Haarlem 1869, Hengelo 1888). De IJsclub Stiens voert zelfs het predikaat 'koninklijk'. Na de Elfstedentochten ontstonden er nieuwe ijssportclubs (Leiden 1986, Boxtel 1987), die ook op kunstijsbanen opereren. Natuurijsbanen vind je op weilanden bij een beekje of andere 'waterleiding', aan of op een kanaal en op veentjes of meren. De open banen hebben (afhankelijk van de windstuwing) als eerste ijs, de beschutte banen bij of in bossen vriezen later dicht. Drenthe telt prachtige ijsbanen, van Gasteren, Orvelte, Dwingeloo, Westervelde, Paterswolde en De Wijk tot de baan op de Norgervaart bij Huis ter Heide of op het ven in het Mensingebos bij Roden. De oude ijsbaan te Eelde is opgedoekt, maar blijft herkenbaar als het eerst ondergelopen land bij het Oosterloopje. Bij Eext is de baan drie keer verplaatst, bij Gieten ook eens vanwege dorpsuitbreiding. IJsbanen hebben soms interessante namen, zoals de 'd Aol Gloepe bij Vries ('gloepe' is een dialectnaam voor een kleine eendenkooi) of blijven als naam bestaan. In Appingedam heet een stadswijk 'De Oude IJsbaan'. Harm Tiesing noemde driekwarteeuw geleden het Borgerdermeer, Woltertjeskruis, Smitsveen en Zwartewater als veelbezochte ijsbanen.

De trend is om meer kunstijsbanen aan te leggen, waaronder de tijdelijke baantjes op pleinen in de bebouwde kom. Ze missen de leuke bijbaan van natuurijsbanen buiten het winterseizoen: toevluchtsoord voor bijzondere planten en dieren. Ook zonder hardrijderijen zijn de ijsbaantjes van Sellingen, Nieuwe Pekela, Beetsterzwaag, Haarle en Losser beroemd geworden in binnen-en buitenland. Geen kunstijsbaan kan tegen een natuurijsbaan op, met of zonder ijs!

Jan Tuttel

eerder verschenen in 't Nieuwsblad van het Noorden, 11 februari 2000

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.